
Toen mijn vrouw en ik pasgetrouwde studenten waren, huurden we een zolderflatje in Provo (Utah, VS). Een merkwaardige voorwaarde in het huurcontract was dat het hondje van de eigenaar, Helga, bij de flat hoorde. Het leek erop dat ons voornaamste bezit in die fase van ons leven een geleende hond was! Maar mijn vrouw, Valerie, had een uitspraak van Ralph Waldo Emerson opgehangen: ‘Ringen en juwelen moeten zogenaamd geschenken voorstellen, maar het enige echte geschenk is als je van jezelf geeft.’
Die waarheid wordt ook geïllustreerd in het gedicht ‘The Vision of Sir Launfal’. Het is het verhaal van een vastberaden ridder die naar de heilige graal op zoek gaat – de beker waaruit Christus bij het laatste avondmaal gedronken zou hebben. Bij zijn vertrek werpt Sir Launfal zonder nadenken een bedelaar bij de kasteelpoort een munt toe.
Er gaan jaren voorbij voordat Sir Launfal terugkeert, na zijn hele leven aan de zoektocht te hebben gewijd. Als hij de kasteelpoort nadert, ziet hij weer een melaatse om aalmoezen vragen. Dit keer stopt Sir Launfal om de behoeftige man wat brood te geven en hem wat water uit zijn oude beker te laten drinken. In het gedicht lezen we wat er dan gebeurt:
‘Uw leven hebt u aan de heil’ge graal gewijd; Zie, die is hier – de beker die u met geduld Voor Mij bij het beekje hebt gevuld; Dit brood is mijn lichaam, voor u gebroken, Dit water, mijn bloed aan het kruis vergoten; Het heilig avondmaal wordt zo een teken Van het brood dat we met hongerigen breken – Het is niet wat we geven, maar wat we delen – Want zonder de gever zou de gave niemand helen; Wie zijn gave uit zichzelf geeft, maakt drie mensen blij: Zichzelf, zijn hongerige naaste en Mij.’
De oude beker van Launfal, die door zijn attente daad gewijd werd, veranderde in de heilige graal die hij zijn hele leven had gezocht.
Op onze zoektocht naar geluk zien we vaak het belangrijkste over het hoofd. Het is alleen te vinden in de diensten die we anderen bewijzen, en dat is een tocht die bij ons thuis begint. De Heiland heeft gezegd: ‘Voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan.’[i]
In The Mansion vertelt Henry Van Dyke het verhaal van John Weightman, die eigenlijk maar één monument voor ogen had: zijn eigen leven. Op een nacht droomt hij dat hij doodgaat en in de hemel arriveert om daar een woning te krijgen die gebaseerd is op de hemelse schatten die hij heeft vergaard. Als John ziet wat een armzalig plekje er voor hem is gereserveerd, klaagt hij: ‘Maar hoe kan ik in mijn leven […] nu zo vreselijk gefaald hebben? […] Wát telt hier dan mee?’
Een fluwelen stem antwoordde: ‘Alleen wat écht gegeven wordt, … het goede dat gedaan wordt uit de motivatie om goed te doen, […] die plannen waarbij het welzijn van anderen de voornaamste gedachte is […]. Alleen die gaven waarbij de gever zichzelf vergeet.’[ii]
Van onszelf geven, is een liefdevol geschenk van onschatbare waarde. En het wordt ironisch genoeg groter als we het weggeven. Misschien is dit waar de Heiland aan dacht toen Hij zei: ‘Wie zijn leven zal verliezen om Mij, die zal het vinden.’[iii]
Mogen wij in deze bijzondere tijd van het jaar denken aan het allesovertreffende geschenk dat we van onze hemelse Vader hebben gekregen: ‘Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.’[iv] Dat geschenk van onze Vader werd vervolledigd door de zelfopoffering van de Zoon toen Hij onze terugkeer naar huis voorbereidde. En die onzelfzuchtige geschenken zijn de ware kerstgeschenken.
President Monson geeft liefdevol richting aan ons eigen geven: ‘We kunnen harten verlichten. Vriendelijke woorden spreken. Geschenken geven. Goede daden verrichten. En we kunnen zielen redden.’[v]
[i] Mattheüs 25:40
[ii] The Mansion, Henry Van Dyke (1852–1933)
[iii] Mattheüs 16:25
[iv] Johannes 3:16
[v] To The Rescue. Biografie van Thomas S. Monson