Het geloof van een diaken

Het geloof van een diaken

Boodschap van de gebiedsleiding

DE-FEO-Massimo_200x250.jpg

Ouderling Massimo De Feo (Italië)
Gebiedszeventiger


Ik denk nog met plezier terug aan de dag dat ik als twaalfjarige op een zondagochtend bij mijn gemeentepresident geroepen werd. Hij zei dat de Heer wilde dat ik tot diaken geordend werd.  Ik weet nog hoe intens het gevoel was dat ik kreeg toen ik besefte dat ik het priesterschap zou ontvangen en een officiële vertegenwoordiger van de Heer zou zijn met het gezag om in zijn naam te handelen. Dat gevoel was zó sterk dat ik de Heer bij monde van mijn gemeentepresident tot mij voelde spreken.  Ik voelde de Heer zachtjes tot me zeggen: ‘Dit is de wil van de Heer. Hij is het die tot jou spreekt.’ Het gevoel was zó sterk dat het mijn hart voorgoed veranderd heeft. 

De president legde tijdens dat gesprek uit dat mijn belangrijkste taak het ronddienen van het avondmaal op zondag zou zijn, of de Heer op een andere manier met die allerheiligste verordening helpen.  Het voelde als een grote verantwoordelijkheid aan die de Heer in eigen persoon aan me toevertrouwde.  Toen de gemeentepresident zijn handen op mijn hoofd legde om me tot diaken te ordenen, voelde ik grote vreugde en het gezag om in deze allerbelangrijkste zaak voor de Heer en voor mezelf te handelen.

Ik weet nog dat toen ik op zondagochtend naar de kerk ging, ik steeds bad dat men me zou vragen om het avondmaal rond te dienen. Dan kon ik de Heer helpen met die allerbelangrijkste taak die Hij me gegeven had.  En telkens als ik samen met anderen gevraagd werd het avondmaal rond te dienen, dacht ik: ‘De Heer heeft ook vandaag mijn gebed verhoord.’  Het maakte me niet uit dat er maar twee of drie diakenen waren en dat die altijd gevraagd werden om rond te dienen.  Dat was helemaal niet belangrijk voor me.  Het had niets met aantallen of logica te maken. Voor mij was het altijd een kwestie van de Geest.  Ik wist dat het de Heer was die een beroep op me deed. En dat was voor mij telkens een antwoord op het gebed dat ik onder het naar de kerk gaan, uitsprak.  Ik geloofde dat Hij me echt nodig had, en besefte niet dat het net omgekeerd was. 

Ik heb uit deze herinneringen drie beginselen van geestelijke zelfredzaamheid geleerd.

Ten eerste: als we actief en oprecht aan het avondmaal deelnemen — ervan nemen of het bedienen — kunnen we een echte macht ervaren die ons hart raakt, ons verstand verruimt en ons in staat stelt om geestelijk te groeien.  Die bijzondere macht is verbonden met de verordeningen van het evangelie, zoals de Heiland zelf gezegd heeft: ‘Daarom, in de verordeningen daarvan is de macht der goddelijkheid kenbaar.’(1)

‘Daarom, in de verordeningen daarvan is de macht der goddelijkheid kenbaar.’(1)

Telkens als we aan de verordeningen van het evangelie, zoals het avondmaal of de tempelverordeningen, deelnemen, kunnen we de macht der goddelijkheid ervaren. Het is een echte macht die onze geest hernieuwt, ons hart verandert, ons geloof versterkt en ons geestelijk zelfredzamer maakt.  President Uchtdorf heeft gezegd: ‘Naleving van de essentiële beginselen van het evangelie zal de heiligen der laatste dagen macht, weerstandsvermogen en geestelijke zelfstandigheid brengen.’(2)

‘Naleving van de essentiële beginselen van het evangelie zal de heiligen der laatste dagen macht, weerstandsvermogen en geestelijke zelfstandigheid brengen.’(2)

De basisbeginselen van het evangelie zijn nauw verwant met de verordeningen. Telkens als we eraan deelnemen, ontvangen we meer macht en worden we geestelijk zelfredzamer.

Ten tweede: telkens als we aan de oproep van de Heer om hem te dienen gehoor geven, zoals ik als jonge diaken deed, worden we gesterkt.  Met andere woorden, hoe meer we de Heer geven, hoe meer kracht en macht we van Hem ontvangen. Hoe meer we dus dienen, hoe geestelijk zelfredzamer we worden.

Ten derde: geloof in Jezus Christus is echt het eerste beginsel van macht. Hij heeft gezegd: ‘Nadert tot Mij en Ik zal tot u naderen.’(3)   

‘Nadert tot Mij en Ik zal tot u naderen.’(3)

Het geloof van die jonge diaken die op weg naar de kerk bad dat hij het allerbelangrijkste wat de Heer hem toevertrouwd had, zou kunnen doen, is sindsdien enorm gegroeid. Hoe meer ik tot Hem nader, hoe meer Hij tot mij nadert en me in staat stelt om altijd geestelijk zelfredzaam te zijn.  Ik ben de Heer daar eeuwig dankbaar voor.

  1. Leer en Verbonden 84:20.
  2. Dieter F. Uchtdorf, ‘Christelijke eigenschappen — de wind onder onze vleugels’, Liahona, november 2005.
  3. Leer en Verbonden 88:63.