
Na de middelbare school bereidde ik me twee jaar intensief voor op de Franse Grandes Ecoles. Aan het eind van die twee zware jaren leggen studenten toelatingsexamens af om in de meest vooraanstaande scholen toegelaten te worden. Zoals alle studenten in mijn klas werkte ik erg hard. De studenten werken letterlijk dag en nacht. Ik besefte al gauw dat ik, door op zondag niet te studeren, na twee jaar een stevige achterstand ten opzichte van de andere studenten zou hebben: zij zouden veertien volledige weken meer gestudeerd hebben dan ik. Mijn vader zag dat ik een innerlijke strijd tussen geloof en rationaliteit voerde. Hij gaf me de volgende raad: ‘Matthieu, dat is geen goed idee. Je behoort niet op zondag te studeren.’ Ik wilde aanvankelijk niet naar zijn raad luisteren. Mijn vader wist per slot van rekening niet wat ik doormaakte. Maar toen ik gekalmeerd was, koos ik ervoor om zijn raad op te volgen. En ik heb er nooit spijt van gehad. Op de sabbatdag mijn eigen wegen niet volgen,[1] bleek uiterst belangrijk. Zo had ik op maandagmorgen energie, terwijl mijn klasgenoten uitgeput waren omdat ze het hele weekend gestudeerd hadden. Die jaren waren van groot belang voor mijn geestelijke ontwikkeling. Hetgeen ik op zondag uit de Schriften haalde, versterkte mijn geestelijk fundament voor de daaropvolgende jaren.
Na die twee zware jaren legde ik de toelatingsexamens af. Hoewel ik verre van de slimste student was, werd ik tegen mijn verwachtingen in toch tot een van de allerbeste scholen toegelaten. Dat bevestigde mijn getuigenis ‘dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede’.[2] Ik kwam erachter dat de sabbatdag een broodnodige bron van verkwikking voor de ziel was, waar mijn klasgenoten geen gebruik van maakten. Net als de Israëlieten die in de woestijn manna aten en het op de sabbatdag niet verzamelden, leerde ik dat ik, door niet op zondag te studeren, een voorsprong in plaats van een achterstand had. Want God geeft ons geen geboden zonder een weg te bereiden.
Jesaja wist dat de sabbat een verlustiging in plaats van een last was: ‘Indien u uw voet van de sabbat terughoudt, ermee ophoudt om op Mijn heilige dag te doen wat u zelf wilt; indien u de sabbat een verlustiging noemt, opdat de Heere geheiligd wordt – die geëerd moet worden – indien u die eert door niet uw eigen wegen te volgen, niet uw eigen wensen zoekt of daarover een woord spreekt, dan zult u vreugde scheppen in de Heere, Ik zal u doen rijden op de hoogten van de aarde en Ik zal u voeden met het erfelijk bezit van uw vader Jakob, want de mond van de Heere heeft gesproken.’[3]
De sabbatdag biedt ons ongeëvenaarde rust van de zorgen van deze roerige wereld en van de alomtegenwoordige invloed van de media. We doen het rustig aan en nemen de tijd om na te denken. De sabbat is een heilige tijd, zoals de tempel een heilige plek is. Op de sabbatdag concentreren we ons op ons gezin, we verheugen ons, versterken onze onderlinge band en aanbidden samen. We werken aan onze geestelijke vooruitgang, geven ons getuigenis en sterken de zwakken. Zolang we het celestiale koninkrijk nog niet bereikt hebben, is de sabbat waarschijnlijk de beste wekelijkse voorbereiding op een leven als celestiaal persoon.[4] De sabbat draait uiteindelijk om het avondmaal, waarbij onze geest contact legt met de Heer, onze verbonden hernieuwd worden, en onze ziel genezing ontvangt. In de sabbat vinden we de Heer.
Ik dank de Heer voor de sabbatdag. De sabbat is echt een verlustiging.
[1] Zie Jesaja 58:13
[2] Romeinen 8:28
[3] Jesaja 58:13–14