Standvastigheid

Standvastigheid

Het gebiedspresidium heeft een fantastisch doel voor ogen voor de groei van de kerk in Europa.  Zoals beschreven in het jaarplan voor het gebied is het mogelijk om het aantal leden dat de avondmaalsdienst bijwoont tegen 2019 te verdubbelen.  Het halen van dat doel vereist geloof, hoop, naastenliefde en grote inzet.  Soms denken we dan in grote aantallen en aan grote groepen mensen die samen naar de kerk gaan.  En het is geweldig als dat zo gebeurt.  We sterken en dienen elkaar.  Maar waarschijnlijk belangrijker nog is de heerlijke bekering die plaatsvindt in het hart van iedere persoon en de kracht die ontstaat in een gezin om elk lid te beschermen en letterlijk te redden.

In de loop van dit geweldige jaar dat ik hier in het gebied Europa werkzaam ben geweest, heb ik de macht van de Geest van de Heer in zien werken op het hart en thuis van leden in veel verschillende landen.  Ik heb persoonlijk zijn liefde voor ieder gevoeld.  Soms heb ik het gevoel dat we meer goeds teweegbrengen met een persoonlijk bezoek aan iemand die het moeilijk heeft dan met alles wat er wordt gezegd in de algemene bijeenkomst van een ringconferentie.  Uiteraard zijn bijeenkomsten belangrijk omdat ieder de schragende invloed van de Geest kan voelen en de boodschappen heel persoonlijk worden gemaakt door de Geest.

Misschien is de grootste uitdaging voor ieder nog wel om getrouw te blijven.  Ik heb al vaak meegemaakt dat mensen besloten een tijdje ‘vrij’ te nemen van de kerk.  Zelfs als ze terugkomen, vinden ze het moeilijk om terug te krijgen wat ze hadden kunnen leren, voelen en worden als ze waren gebleven.  De profeet Alma gebruikte in een gesprek met zijn getrouwe zoon Shiblon enkele krachtige woorden: ‘standvastigheid’, ‘getrouwheid’, ‘voortgaan’ en ‘volhardt tot het einde’.1  Er schuilt groot geluk en goedheid in die woorden en hun betekenis.  Het uiteindelijke doel van onze reis door het sterfelijk leven is de tempelverordeningen met de daarbij behorende verbonden te ontvangen en die verbonden vervolgens tot in de eeuwigheid te onderhouden.  Het zijn eeuwige verbonden die we met onze Vader sluiten.  Die verordeningen en verbonden zijn de sleutel tot ons eeuwige geluk, en ze overschaduwen alle moeilijkheden en schijnbaar onoverkomelijke problemen die ons zo vaak overkomen.

De Heiland Jezus Christus ‘heeft ons uit Egypte geleid’ —uit onze problemen, onze zonden en onze angsten— ‘om ons te brengen’ tot vrede, vreugde, hoop en eeuwigdurend geluk.2  Zijn beloften komen uit. Ze zijn bestendig. Ze zijn persoonlijk.  Ze blijven altijd gelden.  Hij staat altijd met open armen op ons te wachten — tot wij in ons hart een verbond met Hem sluiten. En Hij wacht tot wij zijn naam op ons nemen, zijn geboden onderhouden en anderen dienen.

Voor de meesten onder ons lijkt het wel of onze dierbare middelen teruggeven het moeilijkste is, of dat nu om tijd of geld gaat.  Misschien heeft de Heer daarom het gebod van de tiende en gaven gegeven als norm voor het sluiten van verbonden en voor standvastige getrouwheid.  Maar het gebod gaat gepaard met een belofte van heerlijke zegeningen en verzekeringen die elke moeilijkheid ver overtreffen.  En het allerbelangrijkste is dat ons geloof er sterker van wordt. We zijn gelukkiger.  We zijn er echt van verzekerd dat Hij ons kent en dat Hij om ons geeft.

‘Daarheen zult gij brengen uw […] tienden en uw […] vrijwillige offers […].  ‘Daar zult gij eten voor het aangezicht van de Here, uw God, en u verheugen, gij en uw huisgezinnen, over alles wat gij ondernomen hebt, waarin de Here, uw God, u gezegend heeft.’3   ‘[…] want de Here, uw God, stelt u op de proef om te weten, of gij de Here, uw God, liefhebt met uw ganse hart en met uw ganse ziel.  De Here, uw God, zult gij volgen, Hem vrezen [eerbied betonen], zijn geboden houden en naar zijn stem luisteren: Hem zult gij dienen en aanhangen.’4 Hoewel die woorden duizenden jaren geleden door profeten zijn opgetekend, gelden ze nog steeds, zijn ze nog steeds waar.  Hij heeft ons hart en onze verbonden nodig, zodat Hij ons oneindig kan zegenen.

  1. Zie Alma 38:2
  2. Zie Deuteronomium 6:23
  3. Zie Deuteronomium 12:6–7
  4. Zie Deuteronomium 13:3–4