Tijdens de algemene aprilconferentie van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in 2020, waarbij we het tweehonderdjarig jubileum van het eerste visioen vierden, introduceerde president Russell M. Nelson een symbool dat de centrale plek van Jezus Christus in zijn kerk aanduidt.1 Dit symbool bevat de naam van de kerk in een hoeksteen. Jezus Christus is die hoeksteen. Jezus Christus staat, heel symbolisch, onder een boog. De boog herinnert ons eraan dat de herrezen Heiland op de derde dag na zijn kruisiging uit het graf kwam. In het midden van het symbool is een afbeelding te zien van het marmeren beeld van Thorvaldsen, de ‘Christus’ genaamd. Dat beeld, gemaakt in 1820, stelt de herrezen, levende Heer voor die zijn armen uitstrekt naar allen die tot Hem willen komen. Ik heb het oorspronkelijke beeld in Kopenhagen gezien, alsook de replica’s die tempelterreinen en bezoekerscentra in Europa sieren. Ik ben steeds weer geraakt door de open armen die mij lijken te willen omarmen. De wonden op zijn handen en voeten herinneren mij aan de prijs die hij heeft betaald om mij thuis te kunnen brengen.
‘’Ik weet nog precies hoe ik aan het begin van het gebed door een gevoel van vrede en liefde overspoeld werd‘’
Er zijn talrijke gaven die onze Vader in de hemel ons wil geven zodat wij in zijn liefdevolle armen terug kunnen keren.2,3,4 Ik kan mij nog goed een ervaring met een nieuwe zendingscollega herinneren. De eerste dagen dacht ik dat ik alles beter wist. Toen we samen een gesprek zouden hebben, vroeg mijn collega mij om een gebed uit te spreken. Ik weet nog precies hoe ik aan het begin van het gebed door een gevoel van vrede en liefde overspoeld werd. Ik hoorde mezelf zeggen hoeveel spijt ik had dat ik zo arrogant en onaardig was geweest, en mijn collega vroeg om me te vergeven. Dit kwam onze verdere tijd als collega’s ten goede. Ik weet niet precies welke gave ik toen heb ontvangen, maar ik heb het als tedere barmhartigheid van God gekoesterd. Ik kan mij nog goed een ervaring met een nieuwe zendingscollega herinneren. De eerste dagen dacht ik dat ik alles beter wist. Toen we samen een gesprek zouden hebben, vroeg mijn collega mij om een gebed uit te spreken. Ik weet nog precies hoe ik aan het begin van het gebed door een gevoel van vrede en liefde overspoeld werd. Ik hoorde mezelf zeggen hoeveel spijt ik had dat ik zo arrogant en onaardig was geweest, en mijn collega vroeg om me te vergeven. Dit kwam onze verdere tijd als collega’s ten goede. Ik weet niet precies welke gave ik toen heb ontvangen, maar ik heb het als tedere barmhartigheid van God gekoesterd.
‘’We weten dat we niet allemaal iedere gave hebben, maar ieder van ons wel een gave heeft‘’
We weten dat we niet allemaal iedere gave hebben, maar ieder van ons wel een gave heeft.5 Deze gaven worden ons niet gegeven als teken, maar als middel om gehoorzaam te zijn aan onze goddelijke opdracht Israël aan beide kanten van de sluier te helpen vergaderen!6
Samen overleggen en dienen is een heilige manier om de zegeningen van onze gaven te combineren en te vermenigvuldigen ten behoeve van anderen.
Hebt u zich weleens afgevraagd welke gaven u in uw goddelijke roeping in uw gezin of in de kerk zouden helpen? Willen we de gave van naastenliefde voor een bepaalde broeder of zuster ontwikkelen,7 of willen we onze kinderen of medeleden beter leren onderwijzen?8 Er zijn talloze gaven nodig, en deze worden gegeven aan hen die ernaar streven.
Het is echter geen toeval dat de lange lijst met gaven in de Leer en Verbonden begint met twee gaven:
1. De gave om door de Heilige Geest te weten dat Jezus de Zoon van God en onze Heiland is.9
2. De gave om in hun woorden te geloven opdat ook zij het eeuwige leven zullen hebben als zij getrouw blijven.10
Soms hebben we het gevoel dat we tekortschieten als we niet weten maar slechts geloven. Mijn geliefde broeders en zusters, onderschat nooit de gave om te geloven. Ouderling Jeffrey R. Holland bevestigt ‘vurig uit de grond van [zijn] hart dat geloof een mooi woord is en een nog mooiere daad’, en dat niemand zich ooit hoeft te verontschuldigen dat hij ‘alleen maar gelooft’.11 Zelfs als we nog niet kunnen geloven, maar wel een verlangen hebben om te geloven,12 kan dit het uitgangspunt zijn om geestelijke gaven te ontvangen. President Russell M. Nelson heeft gezegd: ‘Onze Heiland en Verlosser, Jezus Christus, zal enkele van zijn grootste werken verrichten tussen deze dag en de dag dat Hij terugkeert. […] Mijn geliefde broeders en zusters, ik smeek u om uw geestelijk vermogen om openbaring te ontvangen te vergroten.’ Laten wij allen streven gehoor te geven aan deze oproep van onze geliefde profeet om meer gaven die onze hemelse Vader voor ons heeft bereid te ontvangen. Ze zullen ons helpen om terug naar huis te keren, waar Hij ons met open armen opwacht.
1 Russell M. Nelson, De hemelen openen voor hulp, algemene aprilconferentie 2020
2 Moroni 10:8–18
3 1 Korinthe 12:1–12
4 LV 46:11–33
5 LV 46:11
6 Algemeen handboek, hoofdstuk 1.2, Het werk van heil en verhoging
7 Moroni 7:46–48
8 Moroni 10:9–10
9 LV 46:13
10 LV 46:14
11 Jeffrey R. Holland, ‘Ik geloof, Heere’, algemene aprilconferentie 2013
12 Alma 32:27