Boodschap van de gebiedsleiding

Het wonder van de opstanding

Ohne die Auferstehung von Jesus Christus könnte der Plan der Erlösung nicht ausgeführt werden
Elder Saulo G. Franco, Spanien Gebietssiebziger
Ouderling Saulo G. Franco (Spanje) Gebiedszeventiger

Toen ik zeven jaar was, werden ons gezin door het tragische verlies van mijn broertje getroffen, die nog maar zes jaar was. Het was een bijzonder moeilijke tijd voor mijn ouders; hun verdriet om het verlies van zo’n jong zoontje was immens, en misschien wel uiterst onbillijk. Ik zag dat mijn ouders, in plaats van iets of iemand de schuld te geven, troost in het evangelie en in de Heiland zochten. Hierdoor konden ze hun geloof en hoop in Christus ontwikkelen en vergroten dat ze hun geliefde zoon op een dag weer zullen zien. Dat geloof en die hoop die zij in de loop van de jaren ontwikkelden, hielpen hen om het verlies van hun zoon moedig te dragen. De tempel was van grote waarde voor hen omdat ze daar voldoende begrip en kracht konden opdoen om met deze zware fysieke scheiding om te gaan. Ze hadden jaren eerder de heilige tempelverordeningen ontvangen, en die verbonden gaven hun de hoop dat ze op een dag met hun kinderen zullen opstaan.

Deze hoop, waar wij ons allemaal aan vasthouden als we een dierbare verliezen, krijgen we door de opstanding van de Heiland, Jezus Christus. Dankzij die gave kunnen wij erop hopen dat we de dierbaren die ons zijn ontvallen, op een dag weer zullen zien.

De opstanding is een van de grootste gaven die onze hemelse Vader ons heeft gegeven. Zijn wij ons die grote gave bewust? Geloven wij dat dit écht zal gebeuren?

De profeet Joseph Smith heeft verklaard:

‘De fundamentele beginselen van onze godsdienst zijn het getuigenis van de apostelen en profeten aangaande Jezus Christus: dat Hij stierf, werd begraven, op de derde dag verrees en naar de hemel voer. Al het andere dat verband houdt met onze godsdienst is hier slechts een toevoeging aan’1

Zonder de opstanding van de Heiland zou het verlossingsplan niet uitgevoerd kunnen worden, zou de verzoening haar doel niet vervuld hebben, en zou de hele mensheid hopeloos verloren gaan. De apostel Paulus heeft de heiligen in Korinthe geleerd: ‘En als Christus niet is opgewekt, dan is onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof.’2 De opstanding is een van de voornaamste leringen van onze godsdienst en van het christendom. Zij is van essentieel belang om het eeuwige leven te beërven. Als wij ons geloof in Christus vergroten, nemen ons getuigenis en ons begrip van de opstanding toe, neemt onze hoop toe, en ons vermogen tegenspoed, levensproblemen en al onze huidige en toekomstige beproevingen te doorstaan.

Dankzij de opstanding hebben wij de hoop dat wij zullen herleven, dat wij elkaar zullen weerzien, ongeacht de fysieke onvolkomenheden die wij in dit leven misschien hebben gehad. De opstanding wordt allen die leven, hebben geleefd en nog zullen leven, vrijelijk en onvoorwaardelijk gegeven.

De Heiland heeft ons geleerd dat we op een hiernamaals kunnen rekenen. Hij heeft gezegd: ‘Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven; ook al was hij gestorven.’3

In een wereld die zo verward en onzeker is als de wereld waarin wij nu leven, kunnen wij de hoop koesteren dat alles beter zal worden. Ik ben er zeker van dat er betere tijden zullen aanbreken. Het is de leer van de opstanding die ons deze hoop geeft. Als we ons in ons dagelijks leven op de Heiland richten, zal alles zin hebben, zelfs als we dat even niet inzien. Dit is een van de grootste zegeningen die onze hemelse Vader ons heeft gegeven, dat zijn Zoon voor ons is gestorven zodat wij kunnen herleven.

Ik weet dat mijn familie en ik mijn jongere broer, na de opstanding zullen weerzien. Ik weet ook dat we, als we getrouw zijn, in eeuwig gezinsverband bij elkaar kunnen zijn. Ik weet dat Christus is opgestaan en dat Hij leeft! Ik weet door de Heilige Geest dat dit waar is. De gave van de opstanding is niet alleen een grote gave, maar het is een blijk van de liefde die God voor ons koestert.

1 History of the Church, deel 3, 30; uit een redactioneel artikel in Elders’ Journal, juli 1838, p. 44; Joseph Smith was de redacteur van het tijdschrift.

2 1 Korinthe 15:14

3  Johannes 11:25