
Waaraan denk je als je van het avondmaalsbrood of -water neemt, of als je het avondmaal klaarzet, zegent of ronddient? Velen van ons denken na over onze verbonden en onze manier van leven. We denken aan onze zonden, bidden om vergeving en besluiten om beter ons best te doen.
Dat zijn belangrijke aspecten van de verordening van het avondmaal. Maar er is nog iets wat we moeten doen, iets dat zo diepgaand en specifiek is dat het in de avondmaalsgebeden wordt vermeld. We dienen Jezus Christus, de Zoon van God en Heiland van de wereld, indachtig te zijn. Wie van het brood eten, beloven te ‘eten ter gedachtenis van het lichaam van [de] Zoon’ en ‘Hem altijd indachtig te zijn’ (LV 20:77). En wie van het water drinken, beloven te drinken ‘ter gedachtenis van het bloed van [de] Zoon’ en ‘Hem altijd indachtig [te] zijn’ (LV 20:79).
De keuze om de Heiland en zijn verzoening en offer indachtig te zijn, is een fundamenteel onderdeel van de verordening. Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘In de eenvoudige en prachtige bewoordingen van de avondmaalsgebeden […] lijkt indachtig het sleutelwoord te zijn. […] In beide gebeden wordt benadrukt dat dit alles ter gedachtenis van Christus wordt gedaan. Zo betuigen we dat we altijd aan Hem zullen denken zodat we altijd zijn Geest bij ons mogen hebben.’1
De Heiland benadrukte diezelfde zaken toen Hij tijdens het Pascha in Jeruzalem, op de laatste avond van zijn aardse bediening, met zijn apostelen het avondmaal instelde. Op die avond leed hij in de hof van Gethsémané voor ons, waarna Hij opnieuw leed aan het kruis. Toen Hij hun brood aanreikte, zei Hij: ‘Dit is Mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis’ (Lukas 22:19–20; zie ook Mattheüs 26:26–28).
Op de eerste dag van zijn bezoek aan de Nephieten in Amerika, leerde de Heiland hun de verordening van het avondmaal. Hij droeg hen op om deel te nemen ter gedachtenis van zijn lichaam en bloed, en zei tot hen: ‘Het zal een getuigenis tot de Vader zijn dat u Mij altijd indachtig bent’ (3 Nephi 18:7). Vervolgens beloofde Hij hun: ‘Indien u Mij altijd indachtig bent, zult u mijn Geest bij u hebben’ (3 Nephi 18:7, 11).
Wat een mooie zegen! In een wereld vol beproevingen, beroering en verleidingen die ons voortdurend willen laten afdwalen, kunnen we toch geen beter geschenk wensen? Dankzij het gezelschap van de Geest komen we ‘de waarheid van alle dingen’ te weten (Moroni 10:5). Dat geeft ons de kracht en wijsheid om te leven zoals de Heer van ons verlangt, om de juiste keuzes te maken, getrouw te dienen en meer op Hem te gaan lijken.
Wat kun je bij je wekelijkse deelname aan het avondmaal doen om Hem indachtig te zijn? Wat kun je doen om Hem altijd indachtig te zijn, in de loop van de week en je hele leven lang?
Denk eens over die vragen na en besluit om de Heiland altijd indachtig te zijn. Je zult versteld staan hoe dat je leven verandert.
Noten
1. Jeffrey R. Holland, ‘This Do in Remembrance of Me’, Ensign, november 1995, 68.
De Heiland indachtig zijn
Om samen met je familie de Heiland meer indachtig te zijn, kun je de les ‘Hoe kan ik anderen helpen om hun ervaring met het avondmaal meer betekenis te geven?’ in Kom dan en volg Mij bestuderen op https://www.churchofjesuschrist.org/study/youth/learn/ap/ordinances-covenants/meaningful?lang=nld. Het filmpje ‘Hem altijd indachtig zijn’ op die pagina is een prima visueel hulpmiddel voor de thuisavond.
Mijn avondmaalservaring
Men heeft mij altijd aangeraden tijdens het avondmaal aan Jezus Christus te denken. Toen ik in december voor het eerst het avondmaal ronddiende, kreeg ik een vredig en heilig gevoel. Ik voelde dat de Geest me vertelde dat ik anderen hielp om tot Christus te komen. Ik ben dankbaar dat mijn hemelse Vader genoeg vertrouwen in me heeft om me toe te staan Hem te dienen en anderen te helpen.
Jacob R. (12), Idaho (VS)

The Savior stressed these same points when He instituted the sacrament with His Apostles during the Passover in Jerusalem on the last night of His mortal ministry—the night He suffered for us in the Garden of Gethsemane before suffering again on the cross. For example, after giving them bread to eat, He said, “This is my body which is given for you: this do in remembrance of me” (Luke 22:19–20; see also Matthew 26:26–28).
During the Savior’s first day among the Nephites in the Americas, He also taught them the ordinance of the sacrament. Again, He instructed them to partake in remembrance of His body and blood and told them that as they did, “it shall be a testimony unto the Father that ye do always remember me” (3 Nephi 18:7). He then promised them, “If ye do always remember me ye shall have my Spirit to be with you” (3 Nephi 18:7, 11).
What a marvelous blessing! In a world filled with challenges and turmoil and temptations constantly trying to lead us astray, what more important gift could we have? By having the Spirit with us, we can “know the truth of all things” (Moroni 10:5). That will give us the power and wisdom to live the way the Lord would have us live, to make correct choices, to serve faithfully, and to become like Him.
As you participate in the sacrament each week, what can you do to remember him? What can you do to always remember Him—throughout the week and throughout your life?
May I invite you to ponder those questions and to make a commitment to always remember the Savior. You’ll be amazed at how it will change your life.
Footnotes
1. Jeffrey R. Holland, “This Do in Remembrance of Me,” Ensign, Nov. 1995, 68.
Remembering the Savior
To help you and your family remember the Savior, consider studying the Come, Follow Me lesson outline “How can I help others have a meaningful experience with the sacrament?” at lds.org/go/491214. The video on that page, “Always Remember Him,” can be used as a family home evening resource.
My Sacrament Experience
As long as I can remember, I was told to think about Jesus Christ during the sacrament. When I first passed the sacrament last December, a feeling of peace and holiness came over me. I felt the Spirit telling me I was helping others to come unto Christ. I am grateful Heavenly Father trusts me enough to allow me to serve Him and help others.
Jacob R., age 12, Idaho, USA