Een van de kostbaarste geschenken die mijn ouders mij tijdens mijn jeugd hebben gegeven, was hun liefde voor de tempel. Hun verlangen om in het huis des Heren te aanbidden was constant en wankelde nooit, ondanks de grote afstand en de hoge reiskosten om naar de dichtstbijzijnde tempel te gaan.
Tegen het einde van de jaren tachtig, toen de Berntempel (Zwitserland) werd gerenoveerd, reisden we als gezin naar Frankfurt (Duitsland). Ik kan me de dag dat we bij de tempel aankwamen nog goed herinneren. Ik was nog maar 9, en hoewel mijn broer en ik al vaak met onze ouders naar de tempel waren geweest, was het nu anders voor mij. Toen we bij de receptie van het gastenverblijf binnenstapten, kreeg ik een gevoel van vreugde en verbondenheid dat ik nooit eerder had gehad. Ik kan me herinneren dat ik daar zat met een gevoel dat nieuw voor mij was, overweldigd door een omarming van liefde. Mijn moeder legde me uit dat die gevoelens van de Geest van de Heer kwamen, die tot mij getuigde dat ik in zijn heilige huis was. Hoewel ik het toen niet volledig begreep, was het mij duidelijk dat wat ik voelde een persoonlijke gave van de Heer was.
In de tiende eeuw voor Christus had het volk van Israël na vele generaties eindelijk een tempel voor de Heer gebouwd. Het inwijdingsgebed van koning Salomo is in het boek Koningen opgenomen. De koning had het volk samengeroepen voor een inwijdingsceremonie en een feest voor de Heer. Nadat de ark van het verbond in ‘het heilige der heiligen’ was geplaatst,(1) kwam er een wolk over de tempel en ‘de heerlijkheid van de Heere [vervulde] het huis van de Heere’.(2) Net zoals aan hun vaders die door de woestijn reisden, gaf de Heer zijn volk een duidelijke manifestatie van zijn eigen aanwezigheid in de tempel.(3) De Heer maakte geen onderscheid tussen een tijdelijke tabernakel van stof en een prachtige tabernakel van steen; ze werden allebei door Hem geaccepteerd, omdat ze stonden voor het beste offer dat het volk op dat moment te bieden had.
Tijdens het inwijdingsgebed smeekt koning Salomo meerdere keren ‘Luister dan naar de smeekbede van Uw dienaar’(4) en vraagt hij om zijn volk te horen wanneer zij zich bekeren en zich tot zijn huis wenden. Terwijl hij bidt, weet Salomo dat de tempel niet alleen volken en naties tot zegen is, maar in het bijzonder personen en gezinnen, en daarom zegt hij: ‘Elk gebed, elke smeekbede die er zal zijn van ieder mens […] als eenieder de plaag van zijn hart erkent en naar dit huis zijn handen uitstrekt, luistert Ú dan in de hemel, Uw vaste woonplaats, vergeef, en grijp in, en geef eenieder naar al zijn wegen, U, Die zijn hart kent.’(5)
Door de jaren heen zijn de persoonlijke vreugde en liefde die ik die dag in Frankfurt voelde, uitgegroeid tot kennis en een beter begrip van onze Vader in de hemel, en ben ik gezegend met zijn liefde en persoonlijke raad. In de tempel ben ik te weten gekomen dat de Heer ‘de plaag van [mijn] hart’ kent en dat Hij mij hoort wanneer ik mij in geloof tot de tempel wend. Ik heb ook geleerd dat het opoffering, geloof en verlangen vergt om in de tempel een persoonlijke relatie met en kennis van Christus op te bouwen. In de woorden van ouderling Bednar: ‘Er is een verschil tussen de leden die zondags naar de kerk gaan en hun tiende betalen maar die zo af en toe binnenwippen voor een tempeldienst, en de leden die de tempel getrouw en regelmatig bezoeken.’(6)
President Nelson heeft ook gezegd: ‘De bouw en het onderhoud van tempels hoeft uw leven niet te veranderen, maar de tijd die u in de tempel doorbrengt wel.’(7) Mogen wij allemaal de vreugde ontdekken van aanbidding in zijn heilige huis, waar God ‘de plaag van [ons] hart erkent’(5) en naar onze smeekbeden zal luisteren.(4)
1. 1 Koningen 8:6.
2. 1 Koningen 8:10–11.
3. Exodus 33:7–11.
4. 1 Koningen 8:28–30.
5. 1 Koningen 8:38–40.
6. Ouderling David A. Bednar, ‘Op eervolle wijze een naam en status behouden’, algemene aprilconferentie 2009.
7. President Russel M. Nelson, ‘Voorbeeldige heiligen der laatste dagen worden’, algemene oktoberconferentie 2018.