Nieuwe leden terzijde staan

Nieuwe leden terzijde staan

Boodschap gebiedsautoriteit

Boodschap gebiedsautoriteit
RuizdeMendoza_200x250.jpg

Ouderling Francisco J. Ruiz de Mendoza (Spanje)
Gebiedszeventiger Europa


Gebiedszeventiger Europa

Nu het heilswerk voorwaarts gaat, doet het ons groot genoegen dat een toenemend aantal van Gods kinderen lid wordt van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, ‘de enige ware en levende kerk op de hele aarde’[i].

Ik vergelijk een nieuw lid doorgaans met een ruwe diamant, die volgens een zorgvuldig procedé van snijden en polijsten geleidelijk tot sieraad wordt geslepen.  Dit vereist een meesterlijke techniek, gecombineerd met liefdevol geduld en niet aflatende toewijding.

Als in een mijn diamant wordt gedolven, ziet het er niet mooi uit. Mooi wordt het pas als een expert met vele jaren aan opleiding en ervaring eraan werkt. De Heer wil dat al zijn kinderen tot Christus komen en in Hem worden vervolmaakt.[ii] Evenals glanzende diamanten zijn vervolmaakte heiligen der laatste dagen prachtig, edel en schitterend.  Hun geloof en werken schijnen als een lichtbaken voor de wereld en het lijdt geen twijfel dat ze anders en uniek zijn.

Voorwaarts gaan op de weg naar volmaaktheid is vaak ontmoedigend. Het vergt aanzienlijke inspanning en offers. Ook vergt het doorzettingsvermogen. Daarenboven vereist het dat we weten wat we moeten doen en hoe we het moeten doen. In zijn barmhartigheid heeft de Heer besloten dat zijn kinderen moeten samenwerken en elkaar moeten helpen om de wet van het evangelie succesvol na te leven. Toen Alma bij de Wateren van Mormon was, op de vlucht voor de dienaren van de slechte koning Noach, kwam daar ‘een aanzienlijk aantal’ volgelingen naartoe, die verlangden een verbond met God te sluiten. Alma was van mening dat ze klaar waren voor de doop, want zij waren gewillig ‘elkaars lasten te dragen, opdat zij licht zullen zijn;  ja, en gewillig […] te treuren met hen die treuren; ja, en hen te vertroosten die vertroosting nodig hebben, en om te allen tijde en in alle dingen en op alle plaatsen waar [zij zich] ook bevinden, als getuige van God op te treden, zelfs tot de dood.’[iii] 

Nieuwe leden hebben voor het eerst de Geest van God gesmaakt. Dat is gebeurd toen leden en zendelingen hun getuigenis gaven. Zij hebben de waarheid van het evangelie in hun gedachten en in hun hart gevoeld, door de Heilige Geest, die op hen is neergedaald en in hun hart is komen wonen.[iv]  Ter verdere vervulling van het doopverbond moeten zij door de kerkleden geliefd en geestelijk gevoed worden, zodat zij, door dit voorbeeld, nog grotere vreugde zullen ervaren en zich gedrongen voelen om datgene voor anderen te doen wat anderen voor hen hebben gedaan.

President Gordon B. Hinckley heeft ons erop gewezen dat een nieuw lid oude gewoonten achter zich moet laten, en zelfs oude vrienden en kennissen. Deze drastische overstap van oude naar nieuwe manieren is niet gemakkelijk en het nieuwe lid loopt vaak het risico ontmoedigd te raken. Denk maar eens aan de kinderen van Israël toen zij in Egypte van ballingschap werden bevrijd. Toen zij op weg naar het beloofde land de ongemakken van het woestijnleven aan den lijve ondervonden, waren zij vaak ten einde raad en wilden ze het liefste naar Egypte terugkeren.[v] Sprekend over nieuwe leden was dit president Hinckleys profetische uitdaging:

Allemaal hebben zij behoefte aan drie dingen: een vriend, een taak en voeding met “het goede woord Gods”. [vi] Het is onze plicht om daarin te voorzien.’[vii]

Ik bid oprecht dat ieder van ons de nieuwe bekeerlingen met open armen in de kerk zal verwelkomen, geduldig en vriendelijk, met oprechte, onbaatzuchtige liefde. Al doende zullen we een belangrijk onderdeel van de zuivere en onbevlekte godsdienst in praktijk brengen,[viii] en zullen we hen als diamanten helpen schitteren, en zullen wijzelf des te meer schitteren. Uiteindelijk zullen zij zowel als wij de eigenschappen van Christus ontwikkelen.

 


[i] LV 1:30
[ii] Moroni 10:32
[iii] Mosiah 18:8–9
[iv] LV 8:2
[v] Exodus 16:3
[vi] Moroni 6:4
[vii] ‘Iedere bekeerling is kostbaar’, Liahona, februari 1999
[viii] Jakobus 1:27