Boodschap van de gebiedsleiding

Vrede voelen als de stormen woeden

Storms
Elder Poznanski
Ouderling Franck Poznanski, Frankrijk Gebiedszeventiger in het gebied Europa-Midden

Jaren geleden raasde er ’s nachts een zware storm over ons huis.  Na een paar minuten en een paar bliksemschichten kroop onze kleine Manon bij ons in bed. Mijn vrouw, Véronique, wilde onze dochter geruststellen. Ze pakte haar op, liep naar het raam en zei: ‘Je hoeft niet bang te zijn. Kijk maar eens hoe mooi de lichten aan de hemel zijn.’ Maar net op dat moment kliefde een bliksemschicht met een angstaanjagende knal door de lucht. Véronique deed van schrik een stap achteruit, en Manon werd nog banger!

Terwijl ik die nacht naar het spel van de natuurkrachten keek, moest ik onwillekeurig denken aan onze Heiland Jezus Christus, de Schepper van alle dingen. Ik dacht ook aan onze hemelse Vader, die zijn enige Zoon heeft gegeven om ons te redden.  Zij hebben de belangrijkste daad in het heelal volbracht: de weg voor ons vrijmaken zodat wij het eeuwige leven kunnen hebben.

Toen dacht ik aan Mozes, die door angst werd overmand toen de Heiland hem vroeg om Israël te bevrijden. De Heer zei tegen hem:

‘Wie heeft de mens een mond gegeven? Of wie maakt iemand stom, doof, ziende of blind? Ben Ik het niet, de Heere? Nu dan, ga, Ik zal Zelf met uw mond zijn, en u leren wat u spreken moet.’[i]

De stem van de Heer moet als een donderslag door het lichaam van Mozes hebben gedaverd!  Net als Mozes hebben wij de taak om Israël in een land van vrede te vergaderen, in de ringen van Zion.  Hoe het ook met onze spreekvaardigheid gesteld is, we moeten in geloof voorwaarts gaan.  Voelen wij ons in staat om te doen wat de Heer van ons verlangt?  Voelen wij wat onze verantwoordelijkheid in de vergadering van Israël is?  Het begint natuurlijk bij onszelf, onze huwelijkspartner en onze eigen kinderen. 

Toen mijn vrouw en dochter tijdens die storm doodsbang waren, dacht ik bij mezelf: ‘Ik hoop dat het nu gaat regenen, want het is erg warm geweest!’  Verschillende perspectieven leiden tot verschillende daden.  Wat doen we als ons leven niet de gemakkelijkste weg volgt, of de weg die we willen gaan?  Toen de storm steeds heviger werd, gingen mijn gedachten ook uit naar Joseph Smith, die vaak de verpletterende last voelde van al de verantwoordelijkheden die hij op zo’n jonge leeftijd moest dragen.  Hij viel vaak op zijn knieën om onze hemelse Vader aan te roepen. Een van de ontroerendste momenten vond misschien wel plaats in de gevangenis in Liberty, toen hij zich door de Heer verlaten voelde. De Heer zei tegen hem:

‘En indien u in de put wordt geworpen, of in de handen van moordenaars valt, en het doodvonnis over u wordt geveld; indien u in het diep wordt geworpen; indien de ziedende baren tegen u samenspannen; indien hevige winden uw vijand worden; indien de hemelen zwart worden en alle elementen zich verenigen om de weg te versperren; en bovenal, indien zelfs de kaken van de hel wijd tegen u worden opengesperd, weet dan, mijn zoon, dat al deze dingen u ondervinding zullen geven en voor uw bestwil zullen zijn.  De Zoon des Mensen is onder dat alles neergedaald. Bent u groter dan Hij? […] Daarom, vrees niet wat de mens kan doen, want God zal met u zijn tot in alle eeuwigheid.’[ii]

Die woorden moeten voor zijn zieke, uitgeputte lichaam als een donderslag hebben aangevoeld. Maar omdat ze van onze Heiland kwamen, gaven ze hem de kracht en hoop die hij nodig had om ondanks zijn ontberingen door te gaan. Vallen we vaak genoeg op onze knieën om zijn kracht en hoop te ontvangen?

De Heer gebruikt vaak de stille, zachte stem van de Heilige Geest om tot ons te spreken, ons te troosten, te waarschuwen, te leiden en te kalmeren. Dat doet Hij als we twijfelen, maar ook in tijden van onrust, wanhoop of verdriet. Om ervoor te zorgen dat we die zachte stem altijd horen, moeten we eraan wennen om die op stille momenten te horen, of liever te voelen.  Dan zal die stem, hoe zacht die ook is, ons hart en verstand doordringen als een bliksemschicht.

Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.


[i] Exodus 4:10–12.

[ii] Leer en Verbonden 122: 7–9.